Naast de richtlijnen voor bouwhoogte in een molenbiotoop kan de windvang ook onderzocht worden. Er gelden geen wettelijke normen of rekenmethoden. Daar zijn een aantal mogelijkheden voor.
Indicatieve beschouwing windvang
Een Indicatieve studie van de windvang wordt uitgevoerd om te onderzoeken of een bouwplan van invloed is op de windvang van molen. Er wordt een inschatting gemaakt van de werkelijke invloed van de voorziene bebouwing aan de hand van windstatistiek en een theoretische beschouwing. Uitgaande van een cirkel van 360 graden rondom de molen wordt in kaart gebracht op hoeveel graden sprake is van een afname. Door gebruik te maken van statistische gegevens van het heersende windklimaat bij de molen, de situering van de molen en de bouwlocatie en op de molenbiotoop in het bestemmingsplan wordt het windklimaat in kaart gebracht. Vervolgens wordt de invloed van een bouwplan in relatie tot de wind aan- en afvoer van de molen vergeleken. Als er sprake is van een verslechtering worden soms ook compenserende maatregelen in kaart gebracht.
In situ onderzoek/meting
Bij een In situ onderzoek worden door metingen ter plaatse de windvang in een bepaalde periode wordt onderzocht. Deze methode is geschikt om de bestaande wind te inventariseren.
NEN windtunnelonderzoek
Een windtunnelonderzoek houdt in dat op basis van een model en metingen in een windtunnel de windstroming in kaart wordt gebracht. NEN norm 8100:2600, die ook wordt toegepast om het windklimaat bij hoogbouw te onderzoeken.
CFD 3d modelonderzoek.
Tot slot is onderzoek mogelijk op basis van Computational Fluid Dynamics (CFD). In dit CFD-windonderzoek, dat ook wordt toegepast bij windstudies naar hoogbouw of windturbines worden in een 3D-computermodel verschillende scenario’s onderzocht om de bestaande en toekomstige situatie te vergelijken. Op deze manier kunnen potentiële draaiuren van een molen worden berekend in diverse scenario’s.
Een windstudie geeft een indicatie wat een bouwplan voor effect heeft op de windvang van de molen. Windonderzoek kan dus ook uitwijzen dat een bouwplan, hoewel het de toelaatbare bouwhoogte overschrijdt, geen extra windhinder creëert. In dat geval kan er toch vergund worden.
Daarom kan het ook van belang zijn wie het onderzoek uitvoert. Er kunnen verschillen zitten in de benaderingen en dus uitkomsten van verschillende rapporten. Wordt er bijvoorbeeld sec gekeken naar de nieuwe windbelemmering of wordt er ook rekening gehouden met de cumulatieve windhinder. Ook is het goed om niet alleen naar de belemmering te kijken maar ook naar de mogelijkheden. Vermindert de windhinder bijvoorbeeld door het bouwplan te draaien.
Daarom kan het ook goed zijn om als moleneigenaar zelf een eigen bureau in de arm te nemen als je vermoedt dat de uitkomsten uit een rapport niet passend zijn bij de situatie.
Voorbeelden van bureaus die windonderzoek doen of biotooprapporten maken:
heeft haar kantoor in het pand van
Geldersch Landschap & Kasteelen
A Zijpendaalseweg 44
6814 CL Arnhem
Postbus 7005
6801 HA Arnhem
E info@molenfederatiegelderland.nl
KVK 82 87 97 96
RSIN 86 26 38 68 9
IBAN NL98 ABNA 01 01 74 21 93
heeft haar kantoor in het pand van
Geldersch Landschap & Kastelen
A Zijpendaalseweg 44
6814 CL Arnhem
Postbus 7005
6801 HA Arnhem
E secretaris@molenfederatiegelderland.nl
KVK 82 87 97 96
RSIN 86 26 38 68 9
IBAN NL98 ABNA 01 01 74 21 93